Excel, AFRONDEN()
|
Tip & Truc, afronden in Excel.
Hoe rond ik getallen af binnen Excel?
Het is net een supermarkt. Voor het afronden van getallen is er keuze genoeg (teveel). Welke formule voor afronding moet je dan gebruiken ?
Vaak is het een kwestie van "hoe vertrouwd" je met een formule bent. Vaak is functionaliteit van de ene afrondingsformule te bereiken met gebruikmaking van een andere afrondingsformule.
Hieronder zijn alle afrondingsfuncties binnen Excel overzichtelijk in 1 pagina opgenomen:
De beschikbare functies zijn:
- AFRONDEN()
- AFRONDEN.N.VEELVOUD()
- AFRONDEN.NAAR.BENEDEN()
- AFRONDEN.NAAR.BOVEN()
- AFRONDEN.BENEDEN()
- AFRONDEN.BOVEN()
- GEHEEL()
- INTEGER()
- EVEN()
- ONEVEN()
Veel van bovenstaande functies zijn vergelijkbaar met een minimaal verschil. Aandachtspunt bij de verschillende afrondingsfuncties is de wijze waarop de betreffende functies met negatieve getallen omgaan !
Indien cel A1 de af te ronden waarde bevat, dan betekent dit dat op het eerste gezicht de formule =EVEN(A1) hetzelfde is als de formule =AFRONDEN.N.VEELVOUD(A1;2). Dit geldt voor positieve waarden van A1. Als de waarden onder 0 komen bijvoorbeeld A1=-2,5 dan zal de functie =EVEN(A1) resulteren in -4, terwijl de functie =AFRONDEN.N.VEELVOUD(A1;2) zal resulteren in -2. Dit heeft te maken met het al dan niet afronden richting 0-waarde.
Hieronder worden de verschillende manieren van afronden besproken.
AFRONDEN(getal; aantal-decimalen)
Rondt een getal af op het opgegeven aantal decimalen.
- Als aantal-decimalen groter dan 0 (nul) is, wordt getal afgerond op het opgegeven aantal decimalen.
- Als aantal-decimalen gelijk aan 0 is, wordt getal afgerond op het dichtstbijzijnde gehele getal.
- Als aantal-decimalen kleiner dan 0 is, wordt getal afgerond op tientallen (-1), honderdtallen (-2), enz.
Voorbeelden:
Formule | Beschrijving | (Resultaat) |
=AFRONDEN(2,15;1) | 2,15 afronden op 1 decimaal | (2,2) |
=AFRONDEN(2,149;1) | 2,149 afronden op 1 decimaal | (2,1) |
=AFRONDEN(-1,475;2) | -1,475 afronden op twee decimalen | (-1,48) |
=AFRONDEN(21,5;-1) | 21,5 afronden op 1 decimaal links van de decimale komma | (20) |
AFRONDEN.N.VEELVOUD(getal; veelvoud)
getal | is de waarde die u wilt afronden. |
veelvoud | is het veelvoud waarop u getal wilt afronden. |
Deze formule rondt een getal af op het gewenste veelvoud.
Als deze functie niet beschikbaar is en de fout #NAAM? als resultaat wordt gegeven, moet u de invoegtoepassing Analysis ToolPak installeren en laden.
Het nadeel van het gebruik van deze functie is dat bij andere taalinstellingen de functie niet wordt meevertaald. De Engelse versie van deze functie =MROUND()
Als het restgetal dat overblijft nadat getal is gedeeld door veelvoud, groter is dan of gelijk is aan de helft van veelvoud, rondt AFRONDEN.N.VEELVOUD naar boven af. Naar boven afronden houdt in dat de resulterende waarde verder van nul komt te liggen.
Voorbeelden:
Formule | Beschrijving | (Resultaat) |
=AFRONDEN.N.VEELVOUD(10; 3) | Rondt 10 af op het dichtstbijzijnde veelvoud van 3 | (9) |
=AFRONDEN.N.VEELVOUD(-10; -3) | Rondt -10 af op het dichtstbijzijnde veelvoud van -3 | (-9) |
=AFRONDEN.N.VEELVOUD(1,3; 0,2) | Rondt 1,3 af op het dichtstbijzijnde veelvoud van 0,2 | (-1,4) |
=AFRONDEN.N.VEELVOUD(5; -2) | Geeft een fout als resultaat omdat -2 en 5 niet beide positief of negatief zijn | (#GETAL) |
AFRONDEN.NAAR.BENEDEN(getal; aantal-decimalen)
getal | is een reeel getal dat u wilt afronden. |
aantal-decimalen | is het aantal decimalen waarop u het getal wilt afronden. |
Deze formule rondt een getal naar beneden af, naar nul.
- AFRONDEN.NAAR.BENEDEN lijkt veel op AFRONDEN, met dit verschil dat AFRONDEN.NAAR.BENEDEN altijd naar beneden afrondt.
- Als aantal-decimalen groter dan 0 (nul) is, wordt getal naar beneden afgerond op het opgegeven aantal decimalen.
- Als aantal-decimalen gelijk aan 0 is, wordt getal naar beneden afgerond op het dichtstbijzijnde gehele getal.
- Als aantal-decimalen kleiner dan 0 is, wordt getal naar beneden afgerond op tientallen (-1), honderdtallen (-2), enz.
Voorbeelden:
Formule | Beschrijving | (Resultaat) |
=AFRONDEN.NAAR.BENEDEN(3,2;0) | Rondt 3,2 naar beneden af tot een getal zonder decimalen | (3) |
=AFRONDEN.NAAR.BENEDEN(76,9;0) | Rondt 76,9 naar beneden af tot een getal zonder decimalen | (76) |
=AFRONDEN.NAAR.BENEDEN(3,14159;3) | Rondt 3,14159 naar beneden af tot een getal met drie decimalen | (3,141) |
=AFRONDEN.NAAR.BENEDEN(-3,14159;1) | Rondt -3,14159 naar beneden af tot een getal met 1 decimaal | (-3,1) |
=AFRONDEN.NAAR.BENEDEN(31415,92654;-2) | Rondt 31415,92654 naar beneden af tot een honderdtal | (31400) |
AFRONDEN.NAAR.BOVEN(getal; aantal-decimalen)
getal | is een reeel getal dat u naar boven wilt afronden. |
aantal-decimalen | is het aantal decimalen waarop u het getal wilt afronden. |
Deze formule rondt een getal naar beneden af, naar nul.
- AFRONDEN.NAAR.BOVEN lijkt veel op AFRONDEN, met dit verschil dat AFRONDEN.NAAR.BOVEN altijd naar boven afrondt.
- Als aantal-decimalen groter dan 0 (nul) is, wordt getal naar boven afgerond op het opgegeven aantal decimalen.
- Als aantal-decimalen gelijk aan 0 is, wordt getal naar boven afgerond op het dichtstbijzijnde gehele getal.
- Als aantal-decimalen kleiner dan 0 is, wordt getal naar boven afgerond op tientallen (-1), honderdtallen (-2), enz.
Voorbeelden:
Formule | Beschrijving | (Resultaat) |
=AFRONDEN.NAAR.BOVEN(3,2;0) | Rondt 3,2 naar boven af tot een getal zonder decimalen | (4) |
=AFRONDEN.NAAR.BOVEN(76,9;0) | Rondt 76,9 naar boven af tot een getal zonder decimalen | (77) |
=AFRONDEN.NAAR.BOVEN(3,14159;3) | Rondt 3,14159 naar boven af tot een getal met drie decimalen | (3,142) |
=AFRONDEN.NAAR.BOVEN(-3,14159;1) | Rondt -3,14159 naar boven af tot een getal met 1 decimaal | (-3,2) |
=AFRONDEN.NAAR.BOVEN(31415,92654;-2) | Rondt 31415,92654 naar boven af tot een honderdtal | (31500) |
AFRONDEN.BENEDEN(getal; significantie)
getal | is de waarde die u afronden. |
significantie | is het veelvoud waarop u wilt afronden. |
Deze formule rondt getal naar beneden af, naar nul, op het dichtstbijzijnde veelvoud van significantie.
- Als een van de argumenten een niet-numerieke waarde is, geeft AFRONDEN.BENEDEN de foutwaarde #WAARDE! als resultaat.
- Als getal en significantie niet beide positief of negatief zijn, geeft AFRONDEN.BENEDEN de foutwaarde #GETAL! als resultaat.
- Ongeacht of getal positief of negatief is, impliceert naar beneden afronden altijd dat de resulterende waarde dichter bij nul komt te liggen. Als getal een exact veelvoud is van significantie, wordt de waarde niet afgerond.
Voorbeelden:
Formule | Beschrijving | (Resultaat) |
=AFRONDEN.BENEDEN(2,5;1) | 2,5 naar beneden afronden op het dichtstbijzijnde veelvoud van 1 | (2) |
=AFRONDEN.BENEDEN(-2,5;-2) | -2,5 naar beneden afronden op het dichtstbijzijnde veelvoud van -2 | (-2) |
=AFRONDEN.BENEDEN(-2,5;2) | Het resultaat is een foutwaarde omdat -2,5 een negatief getal is en 2 een positief getal. | (#GETAL!) |
=AFRONDEN.BENEDEN(1,5;0,1) | 1,5 naar beneden afronden op het dichtstbijzijnde veelvoud van 0,1 | (1,5) |
=AFRONDEN.BENEDEN(0,234;0,01) | 0,234 naar beneden afronden op het dichtstbijzijnde veelvoud van 0,01 | (0,23) |
AFRONDEN.BOVEN(getal; significantie)
getal | is de waarde die u afronden. |
significantie | is het veelvoud waarop u wilt afronden. |
Deze formule rondt getal naar boven af, verder van nul af, op het dichtstbijzijnde veelvoud van significantie. Als u bijvoorbeeld geen centen wilt gebruiken in prijzen, gebruikt u de formule =AFRONDEN.BOVEN(8,42;0,05) om de prijzen naar boven af te ronden op de dichtstbijzijnde stuiver. Een product dat eigenlijk € 8,42 kost, wordt dan als € 8,45 geprijsd.
- Als een van de argumenten een niet-numerieke waarde is, geeft AFRONDEN.BOVEN de foutwaarde #WAARDE! als resultaat.
- Als getal en significantie niet beide positief of negatief zijn, geeft AFRONDEN.BOVEN de foutwaarde #GETAL! als resultaat.
- Ongeacht of getal positief of negatief is, impliceert naar boven afronden altijd dat de resulterende waarde verder van nul komt te liggen. Als getal een exact veelvoud is van significantie, wordt de waarde niet afgerond.
Voorbeelden:
Formule | Beschrijving | (Resultaat) |
=AFRONDEN.BOVEN(2,5;1) | 2,5 naar beneden afronden op het dichtstbijzijnde veelvoud van 1 | (2) |
=AFRONDEN.BOVEN(-2,5;-2) | -2,5 naar boven afronden op het dichtstbijzijnde veelvoud van -2 | (-2) |
=AFRONDEN.BOVEN(-2,5;2) | Het resultaat is een foutwaarde omdat -2,5 een negatief getal is en 2 een positief getal. | (#GETAL!) |
=AFRONDEN.BOVEN(1,5;0,1) | 1,5 naar boven afronden op het dichtstbijzijnde veelvoud van 0,1 | (1,5) |
=AFRONDEN.BOVEN(0,234;0,01) | 0,234 naar boven afronden op het dichtstbijzijnde veelvoud van 0,01 | (0,23) |
GEHEEL(getal;aantal-decimalen)
getal | is het getal dat u wil afkappen. |
aantal-decimalen | is een getal dat aangeeft hoe nauwkeurig er moet worden afgekapt. De standaardwaarde voor aantal-decimalen is 0 (nul). |
Kapt een getal af tot een geheel getal door het decimale deel van het getal te verwijderen.
De functies GEHEEL en INTEGER werken in zoverre hetzelfde dat ze beide gehele getallen als resultaat geven. GEHEEL verwijdert het decimale deel van het getal. INTEGER rondt getallen naar beneden af op het dichtstbijzijnde gehele getal, op basis van de waarde van het decimale deel van het getal. INTEGER en GEHEEL werken hetzelfde bij positieve getallen en verschillend als u negatieve getallen gebruikt. GEHEEL(-4,3) resulteert in -4, maar INTEGER(-4,3) resulteert in -5, omdat -5 een kleiner getal is.
Met het afkappen (GEHEEL()) kan ook afronden op gehele getallen worden gesimuleerd. Als de Cel A1 de waarde "2,4" bevat, dan is:
= AFRONDEN(A1;0) gelijk aan
= GEHEEL((A1 + 0,5);0), namelijk (3)
Er zijn binnen Excel dus meerdere wegen die naar Rome leiden.
Andere voorbeelden van het gebruik van GEHEEL()
Formule | Beschrijving | (Resultaat) |
=GEHEEL(8,9) | Integer-gedeelte van 8,9 | (8) |
=GEHEEL(-8,9) | -2,5 Integer-gedeelte van -8,9 | (-8) |
=GEHEEL(PI()) | Integer-gedeelte van pi. | (3) |
getal | is het reeele getal dat u naar beneden wilt afronden op het dichtstbijzijnde gehele getal. |
Deze formule rondt een getal naar beneden af op het dichtstbijzijnde gehele getal.
GEHEEL en INTEGER werken in zoverre hetzelfde dat ze beide gehele getallen als resultaat geven. GEHEEL verwijdert het decimale deel van het getal. INTEGER rondt getallen naar beneden af op het dichtstbijzijnde gehele getal, op basis van de waarde van het decimale deel van het getal. INTEGER en GEHEEL werken wel verschillend als u negatieve getallen gebruikt. GEHEEL(-4,3) resulteert in -4, maar INTEGER(-4,3) resulteert in -5, omdat -5 een kleiner getal is.
Voorbeelden:
Formule | Beschrijving | (Resultaat) |
=INTEGER(8,9) | 8,9 naar beneden afronden | (8) |
=INTEGER(-8,9) | -2,5 -8,9 naar beneden afronden | (-9) |
=A1-INTEGER(A1) | Als A1 de waarde 20,65 bevat, wordt met deze formule het resultaat berekend van het gedeelte achter de komma voor de waarde (alleen igv van een positief reeel getal) in cel A1. | (0,65) |
getal | is de waarde die u wilt afronden. |
Deze formule rondt getal naar boven af op het dichtstbijzijnde even gehele getal. Met deze functie kunt u elementen verwerken die paarsgewijs worden aangeleverd. U hebt bijvoorbeeld een kist die per rij gevuld kan worden met 1 of twee onderdelen. De kist is vol zodra het aantal onderdelen naar boven afgerond op het dichtstbijzijnde tweevoud, gelijk is aan de capaciteit van de kist.
- Als getal een niet-numerieke waarde is, geeft EVEN de foutwaarde #WAARDE! als resultaat
- Ongeacht of getal positief of negatief is, impliceert naar boven afronden altijd dat de resulterende waarde verder van nul komt te liggen. Als getal een even geheel getal is, wordt de waarde niet afgerond.
Voorbeelden:
Formule | Beschrijving | (Resultaat) |
=EVEN(1,5) | 1,5 naar boven afronden op het dichtstbijzijnde even gehele getal. | (2) |
=EVEN(3) | 3 naar boven afronden op het dichtstbijzijnde even gehele getal. | (4) |
=EVEN(2) | 2 naar boven afronden op het dichtstbijzijnde even gehele getal. | (2) |
=EVEN(-1) | -1 naar boven afronden op het dichtstbijzijnde even gehele getal. | (-2) |
getal | is de waarde die u wilt afronden. |
Deze formule rondt een getal naar boven af op het dichtstbijzijnde oneven gehele getal.
- Als getal een niet-numerieke waarde is, geeft ONEVEN de foutwaarde #WAARDE! als resultaat.
- Ongeacht of getal positief of negatief is, impliceert naar boven afronden altijd dat de resulterende waarde verder van nul komt te liggen. Als getal een even geheel getal is, wordt de waarde niet afgerond.
Voorbeelden:
Formule | Beschrijving | ((Resultaat)) |
=ONEVEN(1,5) | 1,5 naar boven afronden op het dichtstbijzijnde oneven gehele getal. | (3) |
=ONEVEN(3) | 3 naar boven afronden op het dichtstbijzijnde oneven gehele getal. | (3) |
=ONEVEN(2) | 2 naar boven afronden op het dichtstbijzijnde oneven gehele getal. | (3) |
=ONEVEN(-1) | -1 naar boven afronden op het dichtstbijzijnde oneven gehele getal. | (-1) |
=ONEVEN(-2) | -2 naar boven afronden op het dichtstbijzijnde oneven gehele getal. | (-3) |
Heb je nog vragen, neem dan gerust contact met ons op.