Excel, CEL.LEZEN() |
Tip & Truc Opvragen celkenmerken
Syntax: CEL.LEZEN(typenummer, celbereik), waarbij:
Typenummer is een getal dat specificeert welke celinformatie je wilt opvragen.
Celverwijzing is de cel waarover je de celinformatie wilt opvragen
Helaas kan de formule niet rechtstreeks in een cel worden ingevoerd, maar moet er gebruik worden gemaakt van
"Namen". Om de formule CEL.LEZEN aan te roepen, voer dan de volgende stappen uit:
Kies voor:
Formules -> Namen beheren ->
Voer een naam in (bijv. "celinfo") en laat deze verwijzen naar de formule:
=CEL.LEZEN(RIJ();INDIRECT(ADRES(1;2))),
waarbij (1;2) aangeeft dat we celinformatie willen van cel $B$1 (rij=1, kolom=2)
Bevestig de invoer en vul in kolom A (beginnend bij A1) de formule "=celinfo" in.
Kopieer deze formule naar beneden en t/m rij 66 en bekijk het resultaat.
Hieronder staat de betekenis (per typenummer) van het teruggegeven resultaat.
TypeNummer | Geeft als resultaat |
1 | De absolute celverwijzing als tekst van de cel linksboven in het aangegeven celbereik. |
2 | Het rijnummer van de bovenste rij in het aangegeven celbereik. |
3 | De kolomnummer van de meest linkse kolom in het aangegeven celbereik. |
4 | Type van de inhoud van het aangegeven celbereik (of cel linksboven) waarbij: 1 = Getal 2 = Tekst 4 = Logische waarde 16 = Foutwaarde 64 = Matix (verzameling) |
5 | De inhoud van de cel of het resultaat van de formule |
6 | De formule of waarde in cel afhankelijk van de celinhoud |
7 | Het celformaat zoals 0,00 of dd/mm/jjjj |
8 | Een getal die de uitlijning van de cel representeert waarbij: 1 = Algemeen 2 = Links 3 = Gecentreerd 4 = Rechts 5 = Gevuld 6 = Uitgevuld 7 = Gecentreerd over selectie |
9 | Een getal die de randstijl (links) representeert, waarbij 0 = Geen rand 1 = Dunne lijn 2 = Gemiddeld dikke lijn 3 = Gestreepte lijn 4 = Stippel lijn 5 = Dikke lijn 6 = Dubbele lijn 7 = Haarlijn |
10 | Een getal die de randstijl (rechts) representeert, zie 9 |
11 | Een getal die de randstijl (boven) representeert, zie 9 |
12 | Een getal die de randstijl (onder) representeert, zie 9 |
13 | Getal die het Vulpatroon representeert van 0-18. Als er geen vulpatroon voor de cel is geselecteerd, dan wordt een 0 teruggegeven. |
14 | Beveiliging, WAAR, als de inhoud van een cel is geblokkeerd, anders ONWAAR |
15 | Beveiliging, WAAR, als de inhoud van een cel is verborgen, anders ONWAAR |
16 | Een tabel met 2 elementen waarvan 1. het eerste element de breedte van de cel weergeeft 2. het tweede element een logische waarde bevat die aangeeft of het een door de gebruiker opgegeven breedte (ONWAAR) is of een standaardbreedte (WAAR) |
17 | De rijhoogte van de cel in punten. |
18 | Naam van het lettertype dat voor de aangegeven cel geldt. |
19 | Grootte van het lettertype dat voor de aangegeven cel geldt (in punten). |
20 | WAAR, als het eerste karakter in de cel vetgedrukt is, anders ONWAAR. |
21 | WAAR, als het eerste karakter in de cel schuingedrukt is, anders ONWAAR. |
22 | WAAR, als het eerste karakter in de cel onderstreept is, anders ONWAAR. |
23 | WAAR, als het eerste karakter in de cel doorgehaald is, anders ONWAAR. |
24 | Kleur van de inhoud van de cel (1-56). Als de kleur automatisch wordt toegekend, is het resultaat van deze formule 0. |
25 | WAAR, als het eerste karakter in de cel omlijnd is, anders ONWAAR. Dit wordt niet ondersteund door Excel voor Windows. |
26 | WAAR, als het eerste karakter in de cel beschaduwd is, anders ONWAAR. Dit wordt niet ondersteund door Excel voor Windows. |
27 | Getal die aangeeft of er in de cel sprake is van een handmatig gedefinieerd paginaeinde, waarbij: 0 = Geen pagina-einde 1 = Pagina-einde voor celrij 2 = Pagina-einde voor celkolom 3 = Pagina-einde voor zowel celkolom als -rij. |
28 | Niveau celrij binnen een overzicht (Groeperen) |
29 | Niveau celkolom binnen een overzicht (Groeperen) |
30 | Indien de celrij de samenvattingsrij is in een groep, dan WAAR, anders ONWAAR. |
31 | Indien de celkolom de samenvattingskolom is in een groep, dan WAAR, anders ONWAAR. |
32 | Naam van de werkmap en werkblad van het celbereik. bijv. [MAP1]Blad1 |
33 | Als voor de cel tekstterugloop is aangezet, dan WAAR, anders ONWAAR. |
34 | De kleur van de rand links als getal tussen de 1 en 56, als de kleur op automatisch staat, is het resultaat 0. |
35 | De kleur van de rand rechts als getal tussen de 1 en 56, als de kleur op automatisch staat, is het resultaat 0. |
36 | De kleur van de rand boven als getal tussen de 1 en 56, als de kleur op automatisch staat, is het resultaat 0. |
37 | De kleur van de rand onder als getal tussen de 1 en 56, als de kleur op automatisch staat, is het resultaat 0. |
38 | De kleur van de voorgrondschaduw als getal tussen de 1 en 56, als de kleur op automatisch staat, is het resultaat 0. |
39 | De kleur van de achtergrondschaduw als getal tussen de 1 en 56, als de kleur op automatisch staat, is het resultaat 0. |
40 | De opgegeven celstijl als tekstuele waarde. |
41 | Geeft de formule (of waarde) in de actieve cel terug zonder deze te vertalen (t.b.v. international werkbladen) |
42 | Geeft de horizontale afstand in punten van de linkerkant van het actieve scherm naar de linkerkant van de cel. Deze waarde kan negatief worden op het moment er voorbij de actieve cel wordt gebladerd. |
43 | Geeft de verticale afstand in punten van de bovenkant van het actieve scherm naar de bovenkant van de cel. Deze waarde kan negatief worden op het moment er voorbij de actieve cel wordt gebladerd. |
44 | Geeft de horizontale afstand in punten van de linkerkant van het actieve scherm naar de rechterkant van de cel. Deze waarde kan negatief worden op het moment er voorbij de actieve cel wordt gebladerd. |
45 | Geeft de verticale afstand in punten van de bovenkant van het actieve scherm naar de onderkant van de cel. Deze waarde kan negatief worden op het moment er voorbij de actieve cel wordt gebladerd. |
46 | WAAR, als de cel een opmerking bevat, anders ONWAAR. |
47 | WAAR, als de cel een opmerking met geluid bevat, anders ONWAAR (Excel 5, 95) |
48 | WAAR, als de cel een formule bevat, anders ONWAAR. |
49 | WAAR, als de cel een matrixformule bevat, anders ONWAAR |
50 | Getal die de verticale uitlijning in de cel aangeeft, waarbij: 1 = Boven 2 = Gecentreerd 3 = Onder 4 = Uitgevuld |
51 | Getal die de verticale stand van de celinhoud aangeeft, waarbij: 1. Horizontaal 2. Verticaal 3. Van beneden naar boven 4. Van boven naar beneden |
52 | Geeft het voorloopkarakter van de cel (i.g.v. tekst = "'" (enkele quote)). Anders leeg. |
53 | Geeft de inhoud van de cel zoals deze wordt weergegeven als tekst, inclusief symbolen ed. |
54 | Geeft de naam van de draaitabel waarin de actieve cel zich bevindt. |
55 | Geeft de positie van de cel binnen de draaitabel. |
56 | Geeft de veldnaam van de cel binnen de draaitabel waarbinnen de actieve cel valt. |
57 | WAAR, als het eerste karakter in de cel als superscript is geformatteerd, anders ONWAAR. |
58 | Geeft het lettertype als tekststring van het eerste karakter (of de gehele tekst) in de actieve cel. |
59 | Geeft het getal van het type onderstreping, waarbij 1 = Geen 2 = Enkel 3 = Dubbel 4 = Enkel financieel 5 = Dubbel financieel |
60 | WAAR, als het eerste karakter ind e cel als subscript is geformatteerd, anders ONWAAR |
61 | Geeft de naam van de draaitabel waarin de actieve cel zich bevindt als tekst. |
62 | Geeft de naam van de werkmap en het huidige werkblad in de vorm "[Map1.xlsm]Blad1" |
63 | Geeft de achtegrondkleur(getal) van het patroon in de opgegeven cel. |
64 | Geeft de voorgrondkleur van het patroon in opgegeven cel. |
65 | WAAR, als de inspring uitlijning in de cel aanstaat, anders ONWAAR (afhankelijk van de versie van Excel |
66 | Geeft de naam van de werkmap bijv. Map1.xlsm. |
Heb je nog vragen, neem dan gerust contact met ons op.